• I’m not a girl, I am a triathlete!

    ef24b043-7529-4699-8f3f-fca4dc1497d7.jpg

    Sinds een tijdje volg ik op social media een aantal nieuwe pagina’s. Ze gaan over zwemmen, lopen en fietsen. Triathlon dus. Het virus. Er bestaat geen vaccinatie voor en is zeer besmettelijk. Gelukkig levert deze epidemie voornamelijk positieve ervaringen op. Complete blogs, trainingsschema’s, ervaringen, tips en truces passeren hier de revue. Type betweter (‘dus, weet je dan niet dat…’), type onervaren (‘ wat kan ik beter doen, ik heb zelf geen idee…’), type fanatiekeling (‘vandaag rustig aan gedaan, 4 kilometer gezwommen, daarna nog even 160 kilometer gefietst en straks nog even een klein stukje intervaltraining van een uur of wat…’ ), type oudgediende (‘ na mijn 33ste triathlon twijfel ik of ik in mijn age-groep…’), type expert (‘ als je een OD doet en op de LD heb je in de T-zone bedacht dat je gestayerd hebt…’) en het type vrouw. Nu is dit laatste type toch wel een geval apart, begrijp ik inmiddels van mensen die het kunnen weten.

    Goed, vrouwen en triathlon. Ik hou het bij mezelf. Vrouw, 49 jaar en nerveus als een puber op haar eerste schoolfeestje. Dagen ervoor las ik alles wat los en vast zat over je voorbereiden op een triathlon. Nu was de mijne een achtste (wat in mijn oren een beetje zielig klinkt, de naam sprint triathlon klinkt toch iets stoerder) en lekker dichtbij huis.

    De week ervoor samen met mijn (vrouwelijke) trainingsmaatje het gebied verkend en ook maar gelijk even alle afstanden gezwommen, gefietst en gerend. Om toch maar zeker te weten dat we geen flater zouden slaan. Want ach, wij vrouwen kiezen voor zeker…  in elk geval deze twee! Dat zat dus wel goed. Ik telde de dagen af. Wanneer doe ik nu nog iets aan trainen? Want, las ik ergens, de laatste week moet je ‘ taperen’. Dat heeft niets met sporttape te maken leerde ik snel. Het is gewoon een moeilijk woord voor niks doen. Rusten dus. Best lastig als je werkt en een gezin runt, dus nam ik aan dat ik vooral niet moest trainen. Intussen werd mijn buik onrustig. Niet handig, wan toespelende darmen zijn de ergste vijand van een triatleet, geloof mij maar. En zelfs op een prut afstandje van vijf kilometer wil je niet…ik in geen geval!

    Gelukkig was daar altijd nog mijn partner in crime die ook haar allereerste ging doen. Elke dag appte we elkaar talloze keren: ‘ wat doe jij vandaag?’ Ga je nog een rondje fietsen? Zullen we vanavond nog zwemmen? Komt er iemand kijken? Hoe gaan we er heen?’ Gedeelde smart is halve smart, zullen we maar zeggen.

    Tot de vooravond van de ‘ grote race’ . Fiets poetsen, ketting smeren… tot mijn grote schaamte had ik nooit meer gedaan dan een doekje over het frame halen en wat druppeltjes uit een flesje van de lokale fietsenboer over mijn ketting laten vallen. Beetje draaien aan de trappers. Fiets is wedstrijd klaar! Ik dwong de visoenen van lekke banden uit mijn hoofd. De laatste keer dat ik daar iets mee gedaan had was in de tijd van het teiltje water met een druppeltje Dreft. Het doosje Simpson lag vast nog ergens inde schuur. helaas doe je daar tegenwoordig vrij weinig meer mee. Goed, bidons met isotone spul klaar, sportdrankje klaar en de checklist nalopen. Wetsuit, helm, schoenen, veiligheidsspelden… eh veiligheidsspelden? Geen idee wat ik zou moeten spelden maar een doos vol kon vast geen kwaad. Keurig op ‘ taper tijd’ mijn bed in, lees half elf ’s avonds en ogen dicht. Rusten is het credo! Helaas wilden mijn hersenen anders. Na wilde dromen over zwakke spieren en zwoegende ademhaling waarin ijzersterke triatleten mij lachen voorbij zwommen, fietsten en renden viel ik in een onrustige slaap.

    Shit, vergeten de mail van de organisatie te lezen. Snel mijn bed uit en tot mijn schrik de enorme hoeveelheid regels, voorschriften en parkeermogelijkheden in mijn hoofd prenten. Gelukkig overviel de slaap mij snel.

    Zaterdagochtend. Havermout ontbijt. Kinderen wekken. ‘ Ik zie jullie aan de finish, niet eerder komen kijken hoor, daar word ik nerveus van en zink ik!’ Mijn begripvolle meiden knikten slaperig. ‘ Ja, mam, dag mam, succes mam, je kan het mam.’

    Mijn maatje D. wordt gebracht door haar vriend in haar Mini, fiets achterin gevouwen. Vriendlief heeft wijselijk besloten thuis het resultaat af te wachten. D. en ik proppen onze fietsen in mijn gezinsauto, tassen er bij en reizen af. Een kwartier verder rijden we het parkeerterrein op.  Lekker rustig nog. Wolken pakken zich samen en het waait aardig. Wind, mijn vijand op de fiets. Met mijn 49 kilo schoon aan de haak blaas je mij met gemak een stukje achteruit. Eensgezind besluiten we ons te laten registreren. gelukkig iets kleiner van opzet dan de Ironsman’s die ik inmiddels gezien heb in Maastricht, Luxemburg en Zurich. Een vriendelijke mevrouw bekijkt onze rijbewijzen en geeft ons een envelop. Uit mijn ooghoek zie ik een roodtruck met verse koffie en muffins. Lekker! Eerst staat ons het belangrijke werk te wachten. Fietsen uitladen en op weg naar de wisselzone. Een alweer vriendelijke meneer in een geel hesje houdt ons tegen. Waar zijn de stickers? ‘ In de enveloppen!’ Vol trots tonen wij hem de witte envelop en vertellen hem dat dit ‘ onze eerste keer’ is. Hij glimlacht. ‘Voor je de wisselzone ingaat moet je alle stickers op de juiste plekken geplakt hebben, vertelt hij ons. En geduldig plakt hij samen met de stickers op helm en aan zadelpen. Weer wat geleerd. Wat nerveus lachend kijken we elkaar aan. Onze helmen zijn in orde en de fietsen ook. Gelukkig, ze zijn pas drie maanden oud!

    De wisselzone. 410 is redelijk snel te vinden. Nu goed nadenken, derde rij, vlakbij binnenkomst.  We leggen onze spullen klaar en checken bij elkaar: fietsschoenen, loopschoenen, sokken, helm, zonnebril (hmm wolken). Een ervaren en alweer aardige meneer helpt ons de startnummers bevestigen. Een ietwat chagrijnige mede-triathlete wijst zuchtend hoe onze chips aan onze enkels bevestigd moeten worden. Zenuwen, vast!

    IMG_0010

    We zijn er klaar voor! We besluiten in te zwemmen, professioneel als we zijn. Na een paar slagen begint de briefing. Ik sluip naar voren en luister naar de aanwijzingen. Twee keer heen en weer zwemmen, vier rondjes zwemmen en eentje lopen. Dat moet ik kunnen onthouden. Wijselijk sluiten we achteraan het deelnemersveld aan. D. vraagt aan zo ongeveer iedereen ‘ Is dit ook jouw eerste?’. In de hoop dat er meer lotgenoten zijn. Het startschot klinkt. Ik loop op mijn gemak achteraan het water in. Voorzichtig begin ik aan mijn eerste slagen. De verhalen worden nu waarheid. Ik bevind mij in een levende wasmachine vol armen en benen. Ondanks mijn goede voornemen lukt het mij niet in rustig vaarwater (of beter, zwemwater) te komen. Voor mij en naast mij schoolslag zwemmende atleten. Mijn nieuw verworden borstcrawl helpt mij niet in de inhaalrace. Ik besluit stug mijn eigen tempo te zwemmen. Vooral navigeren. Tijdens de trainingen zwem ik meestal twee keer de afstanden. Kijken is niet mijn sterkste punt. De armen en benen zwemmen vrolijk ploeterend met mij mee. Het eerste rondje zit erop. Het stukje strand sjok ik door. Het tweede rondje. Dat gaat al en stuk beter. Uit het water hoor ik mijn naam roepen. Ik kijk maar zie niks. Ren naar de wisselzone, trek mijn wetsuit uit en kijk om naar D. Nog niet te zien. Zij fietst een stuk sneller dan ik, dus haalt mij vast in. Schoenen aan, helm op. Ik weet zowaar in een keer de sluiting te vinden. Op naar het balkje. Ik stap op mijn gemakje oude fiets. Dat met die elastieken en rennend erop springen is voor later. Nu eerst zitten en trappen. Onderweg halen de meest prachtige fietsen met hun eigenaren mij in zoevend tempo in. Ik laat me er niet door van de wijs brengen. ‘Ooit doe ik dat bij een beginneling’, denk ik vrolijk. Ik buig mij zo diep mogelijk over mijn racestuur. Het gaat lekker. Ik begin bijna te zingen! Af en toe roept een enthousiaste toeschouwer mij iets toe. Ik lach vrolijk terug. Drie rondjes gefietst, twee keer langs de transitiezone gekomen. Zo heet het punt waar ik van het parcours af moet na vier ronden. Wat, twee keer? Of drie? Maar waar begint de ronde dan? Ben ik nu al aan mijn vierde rondje? Of toch drie? Een lichte paniek overvalt mij. ‘Sufferd, hoe moeilijk is dit nu. Je kunt toch wel tot vier tellen?’ schiet het door mijn hoofd. Het laatste stuk breekt aan. Ik twijfel nog steeds. Als je een ronde te weinig fiets, is er geen medaille. Mijn Tom Tom horloge ben ik vergeten aan te zetten. Dat helpt ook niet. Ik rem af. ‘ Ik ben de tel kwijt!’ riep ik vertwijfelt naar een vrijwilligster. Die wijst mij lachend naar de wisselzone. ‘Ga daar maar heen, komt vast goed’, roept ze terug. Ik hobbel verder en stap keurig af voor de balk. Met mijn hand aan mijn zadel ren ik als een geoefend atleet de wisselzone in. Waar is nummer 410? Tellen is mijn ding niet, zeg maar. Een deelneemster wijst mijn nummer aan. ‘ Krijg ik straks wel de sportiviteitsprijs?’ roept ze mij na. ‘Tuurlijk’, denk ik. Als ik mijn medaille maar krijg. Ik ren het paadje af. Ik loop alleen en direct in een lekker tempo. Geen zwabberbenen. Het eerste stuk hal ik direct wat lopers in. Het gaat heerlijk. Na anderhalve kilometer sla ik het energiedrankje af. Energie heb ik genoeg! Ik zweef! Ik ren om de plas, ondertussen kijkend naar de finish. Over de steiger straks. Een beetje heroïek kan geen kwaad. Ik ren nog wat mensen voorbij. Eentje roep’ Wat ga jij hard!’ Zo voelt het ook. De laatste meters op de steiger. Ik geniet. De endorfines gieren in het rond. Nog een paar meter. Ik ren in de armen van vrijwilligster E., die de medailles uitreikt en ik ken van mijn triathlon cursus. ‘ Ik had je nog niet verwacht!’ roept ze.Ik lach en kijk en zie het scorebord. Een uur en 31 minuten! Een kwartier sneller dan verwacht. Ik mocht van mezelf niet op de tijd letten. Dat heb ik onderweg ook geen moment gedaan. Maar nu ik hem zo zien staan, daar op dat bord. Ik wacht op D. en film haar aankomst. Zij straalt minstens zoals ik. ‘Wat is dit leuk!’ roept ze telkens weer. Trots poseren we met onze medailles.32150c07-ea79-437f-b4c8-ea3be721f759

    Bij de wisselzone krijgen we een dikke knuffel van de vrijwilliger die onze stickers mee hielp plakken. ‘ Ik ben trots op jullie’ zegt hij.

    Blij rijden we naar huis. Nu weet ik het zeker. I’m not a girl, I am a triatleet!

    93CF891C-5CFA-4376-AE43-232A9E5E8BF7

     

     

     

     

  • Vakantieherinneringen

    Vakanties zijn voor mij vooral veel goede herinneringen. Vakantie staat voor mij in het teken van vrijheid, los van verplichtingen, van reizen en nieuwe plaatsen ontdekken. Je thuis voelen op vreemde plaatsen en je andere gewoonten eigen maken (de siësta is daar een heerlijk voorbeeld van).  Het begint voor mij al bij het bedenken waar we heen gaan. Thuis hebben wij een wereldkaart met speldjes in verschillende kleuren. Een kleur voor de landen en plaatsen waar wij met z’n drietjes geweest zijn. Een kleur voor de plaatsen waar ik alleen (of met een oude liefde) geweest ben. Een kleur waar ik met Sjaak ben geweest. En, misschien wel de belangrijkste kleur, die waar we nog allemaal heen zouden willen gaan.

    Dit jaar werd het Zwitserland. Het speldje op de kaart was er eentje van mij en Sjaak samen. En eigenlijk ook eentje van mij alleen. In mijn vroege jeugd bracht ik heerlijke zomer- en wintervakanties door in Isenthal, een bergdorp van circa 400 inwoners vlakbij het Vierwoudstedenmeer. In de oude gele Toyota Corolla reden wij, mijn ouders, jongere zusje en ik, met de kofferbak vol pakken koffie, koekjes en ander etenswaar in twee dagen naar onze bestemming. Meestal overnachten we in een Duits pension waar ik mij nog de enorme schnitzels van kan herinneren. Voor een kindermenu trok ik mijn neus op. Ik wilde schnitzel met doperwten en frites! In het Zwitserse dorp logeerden we in het chalet van boer Hans, vrouw Ida en zoon Theofiel. Pas veel later begreep ik de aparte gezinssamenstelling. Hans en Ida waren broer en zus. Zoon Theofiel was geadopteerd. Als kind vond ik dat volstrekt normaal en heb mij dan ook nooit verwonderd.

    Nadat mijn vader de kanariegele Toyota de haarspeldbochten door gemanoeuvreerd had, zagen we als eerste het kerkje en de lokale supermarkt annex dorpscafé opdoemen. Terug denkend aan die tijd herinner ik mij als beste de roze ijsjes die naar uien smaakte. Waarschijnlijk werd de vriezer voor de hele wintervoorraad gebruikt. Ik herinner mij het melken van de paar koeien door boer Hans. gewoon met de hand, gezeten op een houten driepoot. De lauwe melk, met vel, kregen we mee in een pannetje. Ik geloof niet dat ik er ooit een slok van genomen heb.

    Voor onze eerste skilessen kregen wij oude skies van de boer te leen. Die had hij vast nog van zijn grootvati! Je moest de geleende bergschoenen met riempjes vastsnoeren. Er kwam geen snelsluiting of binding bij te pas. Pas een jaar later kochten mijn ouders bij een grote supermarkt echt skischoenen en skies. Feloranje met zwarte letters. Wat waren wij trots!

    Skiles kregen wij van een man met een grote snor. Geen idee wat hij in de zomer deed, maar ik vermoed iets met koeien. De les bestond uit het van de enige helling met sleeplift die het gebied rijk was, achter de skileraar aan glijden. Later begreep ik dat er ook iets bestond als blauwe, rode en zwarte pistes. Deze piste ging vooral heel steil naar beneden. Jarenlang heb ik een trauma gehad van sleepliften. Na ontelbare keren halverwege uit de lift getuimeld te zijn, waarna ik kon zoeken naar stokken en skies en daarna moederziel alleen aan mijn toch naar boven begon, droomde ik tot ver in mijn tienerjaren over op hol geslagen skiliften. Het heeft heel wat wintersportvakanties geduurd voordat ik het trucje door had.

    Zwitserland dus. De kinderen wilden ergens heen waar ze nooit eerder geweest waren en omdat Hawaii, New York en Los Angeles wat boven het budget lagen, werd het een weekje Zürich. Het toeval wilde dat ik in die week ook nog jarig was en de Ironman plaats vond in die week.  Zomer in Zürich overtrof zelfs mijn stoutste verwachtingen. Een azuurblauw meer met kristalhelder water, een appartement aan een snelstromende rivier waar dag en nacht kinderen, ouderen, honden en aanverwante dieren op luchtbedden, eenhoorns en bootjes compleet met barbecues en koelboxen de rivier afdaalden. Drinkwater uit de fonteinen. Wat wel zo handig was omdat Hawaii waarschijnlijk goedkoper was geweest qua drankjes op de terrassen. Leeglopen kun je in Zwitserland letterlijk, qua geld!

    En toen was ik jarig. Ik mocht de dag zelf invullen, zoals bij ons al jarenlang de gewoonte is en ik dacht aan vroeger. Isenthal, Altdorf, Luzern. Plaatsen met de zoete herinneringen uit mijn kindertijd. Gekleurd door de tijd, dat wel. We reden in de middag richting Luzern, dat prachtig ligt aan het Vierwoudstedenmeer. Ik juichte als een kind en probeerde mijn meisjes te overtuigen van al het moois dat we zagen. Gelukkig deed de omgeving genoeg. Bergen wilden ze zien. We besloten de grote weg te verlaten en richting Engelberg te rijden. De naam kwam mij bekend voor en tot aan het dorp dat op 1000 meter hoogt tussen de bergreuzen in ligt, dacht ik nog steeds aan mijn kindertijd.

    Engelberg. De berg van de engelen. De naam kan niet mooier. Alsof de mist mijn herinneringen vervaagd had, zo kwam ook de zon weer tevoorschijn. Begin 2005. Rosa is nog geen anderhalf jaar oud. Wij rijden in onze oude Ford Mondeo naar de sneeuw. Een week lang genieten van elkaar. Ons kersverse gezinnetje van toen nog twee grote mensen en een kleintje. Ik herinner mij ineens de toch naar boven met de kabelbaan. IJzige kou op ruim 3000 meter hoogte.

    We maken de tocht met de kabelbaan opnieuw. Nu vanuit een dal met uitzicht op koeien en geiten met met vertrouwde geklingel van de bellen om hun nek. Er zijn dingen die niet veranderen. Rosa en Nonna genieten. Ons gezinnetje van nu een groot mens en twee ‘kleintjes’. Boven rollen ze in korte broek in de eeuwige sneeuw. Ik denk aan februari 2005.

    Waren sommige dingen maar voor eeuwig.

     

     

     

  • Het virus dat Ironman heet

    IMG_2392

    Ik was er bij. Als toeschouwer weliswaar maar ik was daar. 2000 deelnemers, 1,9 kilometer zwemmen, 90 kilometer fietsen en 20 kilometer rennen. Een halve triatlon, maar geen gewone. Het is de Ironman!

    Drie jaar geleden wist ik van het bestaan niet af. Tijdens een weekendje Maastricht belanden we, per ongeluk, in een spektakel. We wandelden een rondje Sint Pietersberg en zagen mensen fietsen en hardlopen. Afgetrande, verbeten gezichten. Het parcours liep dwars door onze wandelroute. Of onze wandelroute liep dwars door hun parcours; dat was mij onduidelijk. Er hing een feeststemming. Bij het witte sprookjeskasteel aan de Maas van André Rieu klonk een Weense Wals. In zijn achtertuin had André de luidssprekers op volle sterkte staam. Zijn eigen muziek moest de lopers aanmoedigen. Een rode loper aan zijn achtertuin maakte het plaatje compleet. Wij keken er verwonderd naar.

    Terug in de stad aten we een hapje. Na het eten zagen we nog steeds mensen met rugnummers voorbij komen. Inmiddels waren de gezichten verwrongen en was het rennen lopen geworden. Soms niet meer dan strompelen. Het bleken de laatste deelnemers te zijn van de Ironman Maastricht. Ik vroeg mij stiekem of ze wel helemaal lekker waren. Zo zag het er namelijk niet uit.

    Een kleine twee jaar later stond ik in Luxemburg te kijken naar de opbouw van het circus dat Ironman heet. Inmiddels was mijn kennisniveau op het gebied van triathlons gegroeid. Zelfs meer dan dat. Een paar maanden geleden begonnen met zwemmen, een racefiets gekocht en aan het trainen met een echte triathlon coach. Ik kende zelfs wat mensen die èchte triathlons deden. Zelfs Ironmans.

    Wat bezielt een normaal mens om mee te doen aan een Ironman? Ik zet het op een rijtje dat zich in mijn eigen hoofd ontspon:

    1. De Ironman is een Amerikaans en dus goed doordacht marketing concept.
    2. De mensen die er werken zien eruit als de Amerikaans geworden droom. Goedlachs, sterk, een vlotte babbel en uitermate strak georganiseerd.
    3. De Ironman geeft een familiegevoel waar je bij wilt horen. Hoe ze dat voor elkaar krijgen? Ze zijn ijzersterk in het verkopen van een droom, ook voor de ‘ gewone ‘ man/ vrouw. Iedereen kan triatleet worden! Ook jij!
    4. Als je wint, krijg je prijzen. De ultieme prijs is de ‘ goldcard’  voor deelname aan een Worldchampionship. Dat is niet voor iederen weggelegd. Dus hoor je tot de winnaars, dan mag je gaan. Wel nadat je direct na je medaille in ontvangst genomen hebt je creditcard trekt en gemiddeld zo’n 700,- betaald voor je je ‘ gewonnen’  deelname. Wie zegt dat endorfines niet werken? Zij hebben het door!
    5. Er is merchandise met babykleding voor de aanstormende triatleet, huishoudspullen voor moeders die zonen en dochters aanmoedigen, shirts met een ‘ hall of fame’ waar je als deelnemer je eigen (!) naam in priegelschrift kunt terugvinden, petjes, sokken, mokken, tassen en letterlijk voor ieder wat wils. Als je thuis met een Ironman tas/shirt/pet lopt zal elke tri-sporter je vol bewondering aankijken. Je hebt een Ironman gedaan!
    6. Buiten de Ironman wedstijden heb je ook nog de Ironkids (voor ambitieauze kinderen of hun minstens zo ambitieuze ouders) en de Irongirl (voor meisjes en vrouwen die het stiekem wel leuk vinden om een stukje te rennen maar waarvoor een triathlon nog iets teveel uitdaging is). Zo is de familie compleet.

    Nu denk ik van mijzelf altijd dat ik ongevoelig ben voor zo’n commercieel circus.

    Eerlijk? Ik zag de opbouw van de routes, de wisselzones, de zwemstart en de finish met de Ironman boog. Ik was bij de briefing, zag de filmpjes van winnaars, hoorde Mike, de Ironman regelneef met zijn grappen en serieuze ondertoon. Ik zag de nieuwelingen met gespannen gezichten. De ervaren atleten die elkaar net iets minder gespannen begroeten als oude vrienden. Ik reed een stukje van de route op mijn racefiets met een echte pro (die de volgende dag in de top 10 belande!). Poseerde zelfs bij een bordje met ‘ Ironman 70.3 Luxembourg’, zag dikke, dunne, jonge en oude mensen met hun deelmers polsbandje rondlopen. De atleten met hun Ironman rugzak, gekregen bij de registratie alsof het een goodiebag was. Met die tas en het polsbandje groette je elkaar. Je hoorde erbij, bij de familie. Met ats en polsbandje deed je mee aan 1,9 kilometer zwemmen in het stromende water van de Moezel, je fietste 90 kilometer in de Luxemburgse heuvels en tot slot rende je nog 20 kilometer heen en weer langs de rivier.

    Op de dag zelf heb ik met spanning staan kijken bij de start van het zwemmen en bij de wisselzone. Ik heb langs de route gestaan bij het fietsen en wildvreemde mensen aangemoedigd. Daarna bij het lopen deelnemers een hart onder de riem gestoken en ze soms zelfs weer laten lachen toen ze niet meer konden. Samen met duizenden andere toeschouwers. familie, vrienden, toevallige voorbijgangers en toeristen.

    Het was te laat. Het virus was mijn lichaam ingeslopen. Ik merkte het al toen ik er stond. Ik wilde ook. Ik wilde erbij horen. Ik wilde de uitdaging aangaan. Ooit ga ik meedoen. Dan zit ik bij de briefing als deelnemer. Krijg ik een tas en een polsbandje en groet ik de andere familieleden op straat.

    Thuis gekomen stond mijn besluit vast. Ik ben gaan trainen met een echt schema. Ik ben vastbesloten goed te leren zwemmen. Ik volg trouw mijn intervaltraining voor het harlopen en fiets minstens twee keer per week. Bovendien doe ik krachttraining omdat ik vind dat ik sterk moet worden. De endorfines gieren in het rond. Afgelopen week heb ik het gedaan. Ik heb mezelf ingeschreven. Ha, nee, niet voor een Ironman. Gelukkig heb ik ondanks het virus nog wel wat gezond verstand. Ik doe mee aan de achtste triathlon Ouderkerkseplas op 18 augustus 2018!

    Yes I do!
    Yes I can!

     

     

  • Deze is voor jou

    fullsizeoutput_c5c7

    Zondagavond. Ik ben nog laat een rondje hard gaan lopen. Zware benen en eigenlijk te moe. Ik moest af en toe zelfs een stukje wandelen. Tijdens het lopen door het park, langs het water, weer terug richting IJburg, dacht ik aan jou. Zoals ik eigenlijk heel vaak aan je denk. Niet altijd bewust, maar toch. Het laatste stukje wandelend naar huis, ons huis, in onze straat,  schreef ik in mijn hoofd een verhaal voor jou. En bedacht dat ik een blog zou gaan schrijven voor jou. Over jou. En ik drink mijn favoriete wijn. Wild Rock, Sauvignon Blanc, New Zealand staat er op het etiket. De wijn met de mooiste herinneringen. Want ik was daar met jou.

    Vandaag 11 jaar geleden was onze laatste dag samen. Het was een zondag, net als vandaag. De zon scheen, net als vandaag. We wisten dat het eraan zat te komen, die dag. Toch kwam hij onverwachts en liet mij verdoofd achter.

    De tijd heeft gaten geslagen in mijn herinnering. Ik weet dat het middag was. Je lag daar in onze woonkamer. Het was heel gek. De avond ervoor keken we samen een dvd, zoals we dat de laatste weken elke avond deden. De moord op Kennedy, of zoiets. Je vroeg je af wie nu de echte dader was. De dag daarna was het stil. Voor jou stond de tijd voor altijd stil.

    Vandaag was ik met onze dochters in Bergen, bij jouw graf. We kochten bloemen bij de Deen. Ik heb jaren lang de duurste en mooiste bloemen gekocht voor je. Vandaag deed ik het anders. Ik stond daar in de supermarkt en zag een Noord-Hollands veldboeket. Het was prachtig en nuchter. Net als jij. Met de meisjes reed ik naar de begraafplaats waar zij inmiddels bijna hun hele leven al regelmatig komen. Nonna had het vogelhuisje, dat zij afgelopen maakte op Lesbos van gevonden stukjes hout op het strand, meegenomen. Vlak voor we weg gingen maakte zij nog een hapje voor de vogels. Gehakte walnoten, lijnzaad en pindakaas. Het ging mee in een geel plastic bakje. Met haar vingers smeerde ze het uit op de bodem van het huisje. Een echte Gieling, dacht ik bij mezelf.

    We praten niet vaak over jou en de dood. Wel over jou, maar dan de grappige dingen. We stonden bij jouw graf en ik vroeg ze of ze weleens dachten over jou en waar je nu was. Geloofden ze in ‘ iets’ na de dood? Onze jongste dochter zette haar wetenschappelijke gezicht op en begon over atomen die altijd bleven bestaan. “Dus”, zei ze tegen haar grote zus, “het kan best zijn dat jij bestaat uit de atomen van heel veel andere mensen”. Ze trok er een wijs gezicht bij. Onze oudste dochter dacht diep na. ” Dat vind ik wel een gek idee. Zitten er ook stukje van papa in mij dan?”  Ik vertelde dat ze allebei uit de helft van jou en mij bestaan. Ik drukte het maar een beetje plastisch uit. De zaadcel en het eitje plus DNA. Inmiddels weten ze wat het betekent. Onze oudste begon te vertellen. ” Ik denk wel vaak dat ik op jou lijk, mama, omdat jij de enige bent, waarmee ik mezelf kan vergelijken. Maar ik kan natuurlijk ook op papa lijken. Alleen dat weet ik dan niet precies want ik zie niet hoe hij was. ” Ik keek haar aan en zag jou. Een filosoof en een kleine wetenschapper. Het beste van beide werelden. Twee dochters, zo verschillend van elkaar en zo passend bij elkaar. Jij en ik in de twee mooiste creaties die je je maar wensen kan. Of het nou atomen zijn, of DNA of de geesten waar de vriendinnen van de oudste het graag over hebben. Als ik naar ze kijk zie ik ons samen. Geen kopieën maar twee unieke jonge mensen. Een beetje van jou en een beetje van mij. Maar o zo van zichzelf. Je zou er trots op zijn, dat weet ik. En als er een kleine kans is dat je ergens tussen hemel en aarde af en toe een kijkje komt nemen dan weet ik zeker dat er een glimlach op je gezicht verschijnt.

    Na ons gesprekje zijn we in Bergen op het terras gaan zitten.  Vlakbij jouw oude stamkroeg die ik ze heb aangewezen. We liepen langs Busker, waar ik ooit een mountainbike huurde voor een rondje in de Schoorlse duinen met jou. Het dorp waar jij opgroeide en zoveel mooie verhalen over vertelde.

    Op weg naar huis waren we stil. Thuis gekomen gingen de meisjes aan hun huiswerk en ik viel in de tuin in slaap. Na het eten, wat werk en een aflevering Friends besloot ik nog een rondje te gaan rennen. Ik ga meedoen aan een triatlon, weet je. Een kleintje hoor, maar toch! Zwemmen, fietsen, hardlopen. Alles waar jij goed in was. Ik zie je nog in de hoge golven van de Atlantische Oceaan duiken in Portugal. Of zwemmen met de dolfijnen in Nieuw Zeeland. Op je oude fiets de Mont Ventoux op. Luik Bastenaken Luik, ik had geen idee en jij deed het alsof je een rondje Ronde Hoep reed. Later naar Peru, Equador en de Himalaya met je beste vrienden. Met mij naar Bali, Nieuw Zeeland en Australië. En na het werk tochtjes in de buurt. Op de racefiets, mountainbike of randonneur. Samen rondjes Gaasperplas rennen. De Dam tot dam loop en jij de halve marathon van Amsterdam. Op oude schoenen, verschoten sportbroekje. Daar ging je.

    8a0eb0b2-2a8c-42b2-91de-4906889b70e4

    Vanochtend zwom ik voor ons huis in de gracht. Een minuut of wat had ik het te pakken. De slag, het ademen, ik voelde me door het water glijden.

    11 jaar later. Het hele leven van een jong kind. Een fractie in de eeuwigheid. Ik drink er eentje op jou. Dank je wel voor wat wij samen hadden. En wat je achterliet. Proost!

     

     

     

  • Ik worstel en kom boven

    1d138a61-ed33-4bfe-aa9b-18ad4f15a46b

    Ik ben op Zeeuwse grond geboren. In het ziekenhuis van Vlissingen, hemelsbreed ongeveer 500 meter van de zee. Zwemmen leerde ik al vroeg.  Mijn A en B-diploma werden al jong op mijn zwembroekje genaaid. Rood en groen, als ik het mij goed herinner.

    Schoolzwemmen was er ook. Met de bus van school naar het zwembad. In mijn genoegen gegrift staat de badmeester. Smetteloos witte short en bijpassende polo, zwarte baard en streng gezicht. Het wapen in zijn hand: een lange stok met aan het eind een vervaarlijk uitziende haak. In mijn ogen een martelwerktuig voor angstige kinderen die oog in oog met de haak spontaan alles vergaten wat ze ooit geleerd hadden. Na de zwemles het zwembad uit, de kleedkamer in. Waar ik mij uit mijn natte badpak hees en tot mijn schrik tot de ontdekking kwam dat ik mijn ondergoed vergeten was. Jeugdtrauma’s zitten in een klein hoekje.

    Mijn verdere leven heb ik het water vooral gezien als iets waar je op kan dobberen, in kan pootje baden, thee van kan zetten en op vakantie in een warm land eventueel in kunt snorkelen. Totdat ik bedacht dat ik weleens mee zou kunnen doen aan een triatlon. En daar hoort zwemmen bij. In de dagen dat ik mijn A en B-diploma haalde was borstcrawl nog iets voor pro’s en dat heb ik dan ook nooit geleerd. Het idee om met mijn (letterlijke) schoolslag een triatlon te doen, daar ben ik dan net eventjes te ambitieus voor. Gelukkig zit in mijn triatlon cursus voor beginners ook het onderdeel ‘open water’ zwemmen.

    Afgelopen maandagavond verzamelde ons groepje zich op afgesproken plek bij het water. De luchttemperatuur was 18 graden, het water vast veel kouder.  Het zag er uit zoals vanouds: bruin. Er waaide een stevig briesje. Hagelnieuwe tri-suit aan, wetsuit erover heen, badmuts op, oordoppen, zwembril. Aan mijn outfit kon het niet liggen. De dapperen onder ons sprongen het water in. Ik liet mij voorzichtig van de steiger glijden met iets tussen angst en vrees op mijn gezicht. Onze doorgewinterde triatlon coach spoorde ons aan om even ‘ op te warmen en naar de dichtstbijzijnde boei te zwemmen’. Al gauw merkte ik dat mijn vijf eerdere zwemlessen in het warme zwembad letterlijk naar de bodem van mijn geheugen waren gezonken. In mijn B-diploma schoolslag zwom ik braaf naar de boei en terug, onderweg kijken naar maaiende armen en flitsende hoofden in en onder water. Mijn enige troost was dat er nog een paar medecursisten waren die het zwemmen nog niet perfect beheersten. Ik was niet alleen.

    Vol goede moed stak ik na een paar minuten mijn hoofd in het uitzichtloze water. Goed nadenken: als een torpedo door het water, horizontaal, niet overdrijven met je benen, eerst de ene arm en dan pas de volgende arm, romp recht houden, core stabiliteit, ogen en dus hoofd naar beneden gericht, arm in een nette hoek het water in en o ja! Ademen. Hoestend en proesten kwam ik na vier slagen weer boven water. Ik liet het idee snel varen dat ik ook werkelijk een stuk vooruit gekomen was. Want naast alle zaken die door mijn hoofd schoten moet je in het open water ook nog koers weten te houden. Navigeren dus. Onze coach deed moeiteloos voor hoe je dat moet doen en vooral hoe niet. Inmiddels hield ik mij drijvens op mijn oranje boei voor dat kou een emotie is. En emoties kun je uitschakelen is mij ooit verteld. Ik kan je verzekeren: dat is een leugen.  Elke minuut een beetje meer bibberend vroeg ik mij af hoe ik in hemelsnaam ooit een stuk zou kunnen zwemmen, adem halen en in de juiste richting blijven gaan. Een triatlon leek ineens mijlen ver weg.

    Nog een poging. Ik gleed onder water, bewoog mijn armen in een voor mijn gevoel op een borstcrawl lijkende slag, blies uit onder water en nam een teug lucht. Ik had ergens het idee dat het er nog best wel aardig op begon te lijken. Dapper zwom ik nog wat meters achter mijn groep aan, af en toe terugvallend in mijn vertrouwde schoolslag. Oranje badmutsen gleden door het water voor mij. Dromend zag ik mijzelf al tijdens een Ironman door het water scheren. Kuiltjes maken in het water, ademen in het kuiltje. 500 meter, 1000 meter. Een brakke slok water verstoorde mijn illusie. Het wedstrijdje snel naar de steiger en wie het eerste zijn wetsuit uit heeft ging aan mij voorbij. Bibberend hees ik mij het hout op en klappertandend drukte ik mijn warme handdoek tegen mijn lijf. Wetsuit uit, tri-suit uit, joggingbroek aan en met een lachend ‘ tot volgende week, dan gaan we zwemmen en fietsen’  nam ik afscheid. Thuis gekomen ontdekte ik dat mijn jongste dochter onder de douche stond. Ik rukte haar er nog net niet onder vandaan en pakte haar badjas. ‘ Ik moet douchen, nu!’ riep ik haar toe. Haar gezicht sprak boekdelen, maar dat kon mij even niets schelen. Na de hete douche keek ik op mijn telefoon. Foto’s van het zwemmen! En daar waar ik dacht toch een paar mooie borstcrawl slagen gedaan te hebben zag ik mezelf terug: hoofd ver boven het water, happend naar adem alsof het mijn laatste teug was. Ik barstte in lachen uit. Dit was letterlijk het plaatje dat past bij mijn Zeeuwse roots: ik worstel en kom boven.

    Volgende week week ga ik er gewoon weer voor. En dan weer en dan weer. Ik geef niet op. Borstcrawl, ik zal je leren! Ironman, wees gewaarschuwd. Ik kom er aan!

    Volgende blogs: Ironman Luxembourg 2018 en les 5 van mijn triatlon cursus (zwemmen en fietsen).  

     

     

     

  • Triathlon, hoe dan?

    IMG_8524

    Ik doe mee aan een beginnerscursus triatlon. Hardlopen, check. Fietsen, check. Zwemmen, ehhh check. Allemaal ooit eens in meer of mindere mate gedaan. Dus hoe moeilijk kan het zijn ze achter elkaar te plakken? Nu bestaan cursussen er meestal niet voor niets. Ik had al zo’n vermoeden dat er iets meer bij zou komen kijken dan simpelweg je badpak (wetsuit kwam ik al snel achter) uit trekken, de fiets op stappen en vervolgens weer eraf om het laatste stukje te rennen.

     

    Het begon al bij mijn argeloze vraag waar je in hemelsnaam moet omkleden als je het water uitkomt. In mijn hoofd zag ik al massa’s mensen en blote lijven die zich uit badkleding stroopten en met handdoekjes om hun middel probeerden hun zeemleren fietsbroeken aan te trekken. Vervlogen beelden van stranddagen uit mijn jeugd kwamen langs. Mijn moeder hield een handdoek voor mij op en probeerde zo snel mogelijk een zanderig onderbroekje naar boven te hijsen. Net op het verkeerde moment kwam ik er dan achter dat achter mij, waar het handdoekje niet reikte, ook toeschouwers zaten.

    Ik werd wreed uit mijn droom geholpen. De kunst is blijkbaar om zo snel mogelijk je wetsuit (een soort catsuit van rubber dat te strak om je ledematen zit zodra je uit het water bent) af te pellen op een strookje gras vlak voor je fiets, bij het juiste startnummer. Die fiets moet dan in de juiste rijrichting in of aan een rek hangen, met helm en bril zodanig aan je stuur dat je in een vloeiende beweging alles op kunt zetten. En daar ging het bij mij al mis. Ik heb een zeer kekke helm met prachtige zijsluiting waar ik thuis netjes voor de spiegel een minuut of wat aan besteedt om dicht te klikken. Hier ter plaatse: geen spiegel en geen tijd. Had ik maar eens beter gekeken welke kant op de sluiting werkt. Nu zag ik iedereen om mij heen een helm opzetten, gewoon een degelijke met normale sluiting, en binnen drie seconden zijn fiets pakken. Mij was net geleerd dat je je fiets niet mag aanraken tot op het moment dat je helm op en vast zit. Er verstreken kostbare minuten.

    Terug naar het zwemmen. Een kwartiertje afdrogen en rustig omkleden is er dus niet bij. Er bestaat speciale kleding voor triatleten. Daarbij hoort ook een soort zwempak met pijpjes, een tri-suit genaamd. Dit pakje trek je dus aan bij het zwemmen, onder je wetsuit. Hup, wetsuit uit en je hebt een fietspak aan! Er blijkt een klein zeempje in de broek te zitten. In het niets gelijkend op de comfortabele lap, geheel gevormd naar de vrouwelijke ondercontouren, die ik laatst heb aangeschaft. Ze zeggen dat het went, dat minuscule zeempje. Goed dus, pak uit, fietspak al aan, helm op, bril ook (alles behalve zon kun je ook zwermen insecten in je ogen vermijden kan ik uit ervaring zeggen). Dan de fietsschoenen. Ook daar heb ik aandacht aan besteed. Prachtige witte schoenen met rode en zwarte accenten, passend bij de rest van mijn outfit. Fietsschoenen, geen triathlon fietsschoenen. Want ook daar blijkt verschil in te zitten. En in plaats van rustig je sokken en schoenen aan te kunnen doen, krijgen we elastiekjes van de Hema uitgereikt. Je breekt ze doormidden en klikt je schoenen in de pedalen. Bedenk daarbij wel vooraf aan welke kant je opstapt en welke voet je gewend bent als eerste mee te trappen. De elastiekjes maak je namelijk vast aan een gespje van je schoen en een onderdeel van je fiets. Met dit zeer simpele maar effectieve trucje staan je schoenen in een mooie horizontale lijn op je pedalen. Vast! Enne, dan wel aan de juiste kant hoop ik de volgende keer. Fietspak aan, helm op en vast, bril op mijn neus. En nu dan?

    Omdat in de triatlon alles om tijd draait, blijkt ook hier dat mijn idee over het opstappen op mijn racefiets ietwat achterhaald is. Je stapt namelijk niet rustig op, maar begint te rennen op je sokken of blote voeten, naast je fiets die je door wat oefenen keurig onder controle hebt met één hand, wacht het moment af, grijpt met beide handen het stuur en springt als een hinde met je ene been over het zadel en laat jezelf dan keurig op het zadel landen. Op de pedalen wachten je fietsschoenen (of liever de echt triatlon schoenen) die je in een simpele beweging aan je voeten laat glijden. Tenminste, dat moet de bedoeling zijn. Elk van genoemde onderdelen vergt nogal wat oefening. Ten eerste, ren maar eens naast je fiets op je sokken of blote voeten over steentjes van het asfalt en hou hem keurig recht. Vervolgens is het opletten geblazen: in de wisselzone mag je absoluut niet fietsen, op straffe van diskwalificatie, dus het moment van opstappen luistert nauw.  Opspringen dus. Goed en wel op je fiets heb je maar één kans om je schoenen netjes aan te trekken. Mis je die, dan breken de elastiekjes af (wat overigens sowieso de bedoeling is) en hangen je schoenen hulpeloos met de punten naar beneden. Dan wordt aantrekken echt pas een kunst. Als het zover is dat ergens je voeten de schoenen gevonden hebben probeer je ze al fietsen dicht te doen. Meestal lukt dat wel met klittenband, alleen heb ik toevallig weer ene soort hippe skischoen sluiting die fantastisch werkt als je thuis rustig de tijd hebt, maar erg lastig mikken is al zwalkend over het asfalt. Het fietsen is begonnen. Voor mijn gevoel was ik al uren bezig. We hebben nog niet eens gezwommen!

    Het volgende onderdeel: rennen. Want na de fiets op, moet je er ook weer af. Dat lijkt iets makkelijker gezegd dan gedaan. Ook hier is het een kwestie van timing. Voor de wisselzone moet je immers van je fiets af zijn, want fietsen in de wisselzone…. dat hoef ik niet meer uit te leggen. Dus voor je de pion of wat dan ook ziet moeten de schoenen los en uit. Dus pielen aan lastige sluitingen, voeten uit de schoenen en de laatste meters met je voeten op de schoenen op de pedalen. Afstappen gaat natuurlijk ook niet zoals de normale medemens gewend is. Waar je opspringt, spring je ook weer af. En waar je rent om te starten met je fiets, ren je ook weer om te wisselen met je fiets. In omgekeerde volgorde. De kunst is om nu ook weer het juiste voor jou toebedeelde plekje te vinden in de wisselzone en je fiets in een vloeiende beweging op te hangen. Fijne bijkomstigheid van de ontwikkelingen in de triatlon sport is dat je in het zelfde pakje dat je onder je wetsuit aan had en waarmee je op de fiets zat, ook gewoon lekker een stukje in kunt rennen. Dus hardloopschoenen aan en weg! Laatste misvatting. Hijgend van de fietsinspanningen veters strikken is best lastig. Zo lastig dat sommigen onder ons hun fietshelm vergeten en al rennend met helm op erg veilig het laatste stuk willen afleggen. niet verboden, maar staat wel apart. Gelukkig mag je niets buiten jouw stukje gras laten slingeren, dus zul je terug moeten lopen en je helm keurig daar achter laten waar hij hoort. Veters dus. Triatleten hebben ook hier weer iets op gevonden. Veters die je niet hoeft te stikken! Stiekem denk ik dat deze uitvinding ooit ergens in een kleuterklas gedaan is voor de kinderen die na wekenlang oefenen hun veterstrikdiploma nog niet gehaald hadden. Volgens mij heb ik ze ooit ergens in een kinderschoenenwinkel gezien. Maar goed, een onderdeel van de triatleten uitrusting dus. En ja, het scheelt weer een minuutje in het wegrennen dus een niet al te grote investering voor veel plezier. En dan is het einde in zicht. Na alle wissels mag je gewoon rennen tot de finish, hoef je niet meer te denken aan trucjes, kunstjes en handige Harries en kun je gewoon met bloed, zweet en tranen daar eindigen waar je wilde zijn: bij die felbegeerde medaille!

    Voor ik zover ben moet er nog heel wat gebeuren. Volgende week staat het zwemmen in open water op het programma. Ik kan alvast een tipje van de sluier oplichten. Water in Nederland is over het algemeen, koud, vies, nat en drabbig. Net een andere omgeving dan op vakantie aan de Middellandse Zee of in de Caribbean. Om dan je hoofd in het water te steken en niets anders te zien dan een bruinige mist, is best een dingetje. Voor mij althans. Dan nog richting houden. De mooie banen van het zwembad ontbreken, dus als een dronken zeeman zwem ik hijgend en puffend in een soort driehoekjes, elke tien meter kijkend of ik nog wel een beetje de richting uit ga die ik mij voorgenomen had.

    IMG_8527

    Ook al zwem je niet ver, meters maak je in elk geval wel. Fijne bijkomstigheid is de (alweer) uitvinding van reddingsboei. In mijn geval een prachtige, feloranje opblaasbare zak, die je om je middel bindt met een koordje. De boei volgt je overal in het water, zonder dat je er last van hebt. Als je dan ten einde raadt even niet meer weet hoe zwemmen ook alweer ging, is daar je steun en toeverlaat. De boei is je gevolgd als een trouwe viervoeter. En deze trouwe volger blijkt uitstekend geschikt als mini-luchtbedje in de koude, natte Hollands waterplas.

    Wordt vervolgd!

  • Liefde voor eten

    Liefde voor eten

    oma DorlandIk hou van eten. Lekker eten. Ik ben er mee opgegroeid. De helft van mijn familie is Indonesisch. Alhoewel mijn Zeeuwse oma geweldige tomatensoep met balletjes kon maken, werd ik verliefd op de Indische keuken. Ik herinner mij de geuren uit de keuken van mijn oma. Daar pruttelde altijd wel een gietijzeren pannetje of wadjan (wok) op het kleine, groene petroleumstelletje. Soms, als ik  binnen kwam, begonnen mijn ogen te tranen en mijn keel te branden. Oma maakte zelf sambal. Het enige dat ik nooit echt heb leren waarderen.

    Fijner vond ik het als ze kroepoek bakte. Een beetje olie in de pan, sissen en borrelen en binnen no time stonden er grote, warme plakken kroepoek op tafel. In de keuken bij mijn oma was eten liefde. Over liefde gesproken, ook mijn eerste vriendje ontkwam niet aan de overdaad aan eten die mijn oma hem voorschotelde. en niet alleen hem, maar ook de vriendjes van mijn nichtjes en zelfs de melkboer! Als hij zijn glazen flessen melk rondbracht, belde hij aan  bij oma. Nadat ze uit haar zwarte huishoudportemonnee de melk betaald had vroeg ze altijd of hij een bordje eten wilde. Omdat ook de Hollandse melkboer van eten had leren houden, dat van mijn oma welteverstaan, zat ik als kind regelmatig te kijken hoe de melkboer zijn bord leeg at.

    Klepon

    Ik heb talloze keren gevraagd of ze de recepten aan mij wilde vertellen. Schrijven kon ze niet, vertellen des te beter. Gelukkig zitten de herinneringen in mijn geheugen gegrift. Vreemde groene balletjes met kokos (klepon) en gesmolten palmsuiker binnen in. Kip met knoflook en rijst, mijn favoriete gerecht op de zaterdagavond. Elke zaterdag zat de hele familie op de grote banken in de woonkamer en stalde oma de gerechten uit op de eettafel. Als ik mijn ogen dicht doe zie ik de tafel met het groene tafelkleed nog voor mij.

    Later ging ik naar de hotelschool. Daar leerde ik op een hele andere manier met eten omgaan. Omdat je alles moest proeven wat je klaar maakte, at je regelmatig de hele dag door. Vanaf dat moment was ik degene die thuis de kerstdiners bereidde. Ik had er plezier in, maar maakte de hotelschool niet af.

    Op kamers leerde ik ook hoe eten vooral niet moest smaken. Mijn huisgenoten fabriceerden regelmatig maaltijden waarvan ik mij afvroeg of het ethisch verantwoord was het op te eten. Dus nam ik steeds vaker het heft in handen en kookte voor al mijn mede bewoners. Die daar uiteraard dankbaar gebruik van maakten. In die tijd was er overigens nog geen sprake van eetgoeroes en foodies. Je had hoogstens een tante, een vriendin of moeder van die ‘op dieet’ was. Meestal betekende dat punten tellen. Calorieën dus. Ik had een vriendin, hoogblond met een prachtige Zweedse glimlach die samen met haar moeder punten telde. Een appeltaart was zo ongeveer het maximale aantal punten van de dag. Dus een kop thee met appeltaart vormde zo ongeveer haar dieet. Echt afvallen deed ze overigens niet.

    Jaren later trouwde ik met een man die in zijn koelkast had: een pak zuurkool, een stuk kaas, mosterd, augurken en een zestal biertjes. Mijn eerste ontbijt op bed van mijn geliefde bestond dan ook uit twee crackers met ham (gekocht!), mosterd, een dot ketchup en een augurk in plakjes. Het was eten met liefde, dat was wel duidelijk. Het duurt niet al te lang of ik zwaaide de scepter over de keuken en vooral de inhoud van de koelkast. Manlief kwam 10 kilo aan in een aantal jaren maar was daar zeer tevreden mee. De keer dat hij het presteerde mie-nestjes van Honig te serveren met pastasaus onder het mom ‘ het is toch allemaal hetzelfde die slierten’ , heb ik openlijk protest aangetekend. Zelfs uit liefde at ik het niet op!

    Mijn kinderen heb ik opgevoed met aandacht voor eten. Veel vers, overwegend gezond maar met genoeg heerlijks tussendoor. Toen de bakker op de hoek nietsvermoedend aan mijn dochter (12) vroeg wat haat lievelingseten was, zei e zonder blikken of blozen ‘ kreeft en oesters’ . Een beetje decadent zijn ze wel! Terwijl ik aan de keukentafel schrijf aan dit blog, luister naar Bløf’s Alles is Liefde, maakt mijn jongste dochter apple kaneel muffins. Zonder hulp, zonder vragen en met veel plezier. Ook zij heeft de liefde voor eten ontdekt. Met dank aan mijn oma!

     

  • Moederschap, ouderschap, leiderschap

    Moederschap, ouderschap, leiderschap

    Ik ben moeder.
    Bijna 15 jaar geleden werd ik voor het eerst moeder van een allerliefst klein mensje. Niemand had mij vooraf gewaarschuwd welke impact dat op je leven heeft. Ineens, van de één op andere dag ben je verantwoordelijk voor een ander leven. En een poosje later waren dat twee levens. Twee kleine mensjes die in het begin volstrekt afhankelijk waren van mij, hun moeder. En natuurlijk van hun vader. Hun vader, die al na een paar weken met de uitspraak kwam: ‘ Opvoeden is loslaten. En dat is nu begonnen.’ Ik was het er volstrekt mee oneens, zittend op mijn roze wolk, moederend (letterlijk) over mijn hummels. Zorgend dat het hen aan niets ontbrak. Zeker niet aan liefde en aandacht. Mijn kinderen, daar deed ik alles voor.

    IMG_1005

    Ik ben ouder.
    Toen werd ik ouder. Letterlijk en figuurlijk. Toen de kleine mensjes anderhalf en bijna vier jaar waren, werd ik ouder. Niet alleen moeder meer. Ik stond er alleen voor. De woorden die ik eerst niet wilde horen werden in korte tijd werkelijkheid. Loslaten. Want in je eentje 24/7 aanwezig zijn lukt eenvoudigweg niet. Er moest ook nog gewoon gewerkt worden. Dus was er opvang, logeerpartijtjes en af en toe een oppas in de avond. En dan het opvoeden. Ik kan mij nog goed herinneren dat mijn oogappels in de auto, op weg naar familie in Zeeland of Bergen, elkaar bijna letterlijk in de haren vlogen. Of eindeloos zeurden om nog een liedje of een filmpje. In duidelijke bewoordingen gaf ik ze te kennen dat ik mij moest concentreren op de weg en daarbij niet gestoord wilde worden. Tenzij ze een ritje in de ambulance wilden maken. Misschien niet helemaal volgens de richtlijnen van correct opvoedkundig handelen, maar duidelijk was het wel. In de auto is het rustig. Nog steeds!

    Ik ben leidinggevende.
    Sinds kort heb ik een nieuwe, zij het nog niet officiële functie (zo gaat dat in overheidsland) waar het woordje ‘chef’ in voor komt. Een beetje trots, maar ook verbaasd bekijk ik de wereld om mij heen vanuit een ander perspectief. Over leiderschap zijn dikke boeken vol geschreven. Ik kan mij nog goed het meer dan 1000 pagina’s bordeauxrode boek herinneren tijdens mijn studie psychologie met als veelzeggende titel ‘ Leadership’. Blijkbaar is er veel over te zeggen. Je kunt er assessments voor doen, in gecoacht worden, opleidingen voor volgen, deelnemen aan leiderschapsdagen en vast nog veel meer.  De laatste tijd verwonder ik mij bijna dagelijks over dit fenomeen. Omdat je als leidinggevende ook geacht wordt een visie ergens over te hebben, heb ik die inmiddels ook over leiderschap. Ik vind hem niet zo ingewikkeld. Maar ach, ik ben een beginneling, dus wie weet wat ik nog tegen kom. Alhoewel bijna 15 jaar moeder- en ouderschap niet niks is.

    Leiderschap is loslaten. Zolang je mensen vasthoudt aan die navelstreng zullen ze niet groeien. Je kunt het goede voorbeeld zijn, maar je kunt hèn niet zijn. Je kunt ook hun leven niet leiden. Je kunt niet overal bij zijn. Op een gegeven moment gaan ze alleen op pad. Zie de mensen om je heen als een spiegel van jezelf, zoals kinderen een spiegel kunnen zijn. Leer jezelf kennen en begrijpen. Snap waarom je de dingen doet zoals je ze doet en verander wat niet werkt. Bekijk de wereld vanuit de waarneming en niet vanuit de situatie waar je toevallig in zit. Heb lef om jezelf te zien. Kijk naar jezelf in relatie met anderen. Kijk wat je ze mee wilt geven. Geef richtlijnen en kaders. En laat los. Probeer de goede dingen te doen. In plaats van de dingen goed te doen. Leiderschap zit in iedereen. Alleen wil niet iedereen een leider van anderen zijn. Leidinggeven is inspireren en enthousiasmeren. Zonder jezelf daarbij te verliezen.

    Rosa met Nonna 01

    Ik ben moeder. Dat komt op de allereerste plaats. Als moeder, als ouder zorgen dat mijn kinderen opgroeien tot fijne, stabiele, zelfstandige mensen die hun eigen leider zijn. Of ze nu piloot worden of actrice, zakenvrouw of kleuterjuf, dat maakt niet uit. Zolang ze maar weten dat ze goed zijn zoals ze zijn. Als mens. Zodat zij de wereld een beetje mooier kunnen maken. En vooral zichzelf kunnen zijn.

     

     

  • Leef Tijd

    Leef Tijd

    spreuk

    Ik ben 48 jaar en bijna 9 maanden oud.

    Soms, als ik in de spiegel kijk, voel ik mij ook zo. Rimpels, plooien, kraaienpootjes, dunner wordend haar. Stiekem ben ik dan blij dat ik geen lenzen draag en het beeld dat ik van mezelf zie altijd een beetje vaag is. En vaker dan soms, als ik naar mezelf kijk, zie ik een jonge vrouw vol levenslust. Iemand die weliswaar ouder wordt maar zich jong voelt. Misschien is jong niet het goede woord. Ik zie een vrouw die zeker is van zichzelf. Die blij is met wie ze is. Die er mag zijn van zichzelf. Dat is weleens anders geweest.

    Vorige week was ik bij de signeersessie van het I’m lijfboek geschreven door Isa Hoes en Medina Schuurman.  Het boek gaat over je goed en mooi voelen na je veertigste. Op mijn lijf geschreven dacht ik meteen. Isa Hoes. Een vrouw die ik niet bewust volg, maar zo langzamerhand een bijzondere plaats in mijn leven is gaan leiden. Ik kan mij nog herinneren hoe ik als 19-jarige naar de eerste afleveringen van GTST keek met Isa (Myriam) en Antonie Kamerling (Peter). Zoals zoveel jonge meiden was ik meteen verkocht bij het zien van Antonie. Isa vond ik geweldig, zoals zij durfde te spelen. Later keek ik de films met Antonie en las in de pulpblaadjes hoe het hem en Isa verging. Totdat drie jaar na het overlijden van mijn grote liefde, ook haar grote liefde overleed. Ook zij bleef achter met twee kinderen. En haar jongste zit nu bij mijn jongste in het brugjaar van dezelfde middelbare school. Twee meisjes die opgroeien zonder vader. Ze ‘liken’  elkaar op Instagram. En hebben geen idee!

     

    In de inleiding van I’m schrijft zij een stukje dat mij erg raakte omdat het zo herkenbaar is. Het gaat om de jaren dat je in een soort overlevingsstand staat. Je moet alles alleen doen: hard werken, voor de kinderen zorgen en vooral, ze beschermen tegen pijn met de wens dat ze die nooit meer zo zullen voelen. En dat overleven is aan het veranderen. Langzamerhand ben ik mezelf weer aan het toestaan meer te voelen, meer aan mezelf te denken. Door te sporten, door te ontspannen en vooral door heel veel leuke dingen te doen. Natuurlijk heb ik best nog eens stress, zeker door de week in combinatie met werk, files, eten maken, aandacht geven, etc. Maar steeds vaker durf ik het los te laten. Het huis niet perfect opgeruimd? Ach, de zon schijnt, ik ga lekker fietsen. Een slecht cijfer op school? Nou ja, de volgende keer beter lieverd.

    Heeft het veranderen ook te maken met ouder worden? Ik geloof het wel. De kinderen worden ouder (en hoeven niet meer gevoerd, getild, in slaap gezongen te worden) en ik word ouder. In I’m komt een professor aan het woord die zegt “fijn ouder worden zit voor het grootste deel tussen je oren. Van het leven houden, je bestaan zo inrichten dat je je goed voelt is het grote geheim van een mooie en leuke tweede helft.”

    Ik teken ervoor. Ik hou van het leven (altijd al gedaan trouwens), wil er zoveel mogelijk plezier aan beleven en met een optimistische kijk de dingen aangaan die op mijn pad komen. En ja, natuurlijk klaag ik ook nog weleens. Dat is soms ook gewoon lekker. En ja, die rimpels, het vetrolletje (ja, zelfs ik) en niet meer altijd de beste en de snelste zijn in sport vind ik best weleens jammer. Maar ik krijg er ook zoveel voor terug! In mijn werk, in de opvoeding, in mijn relaties naar andere mensen. Het lijkt alsof ouder worden je letterlijk ook wijzer maakt. Niet altijd, maar er zijn zo van die momenten…

    bucketlist

    Deze zomer word ik 49 jaar. Nog even en ik val in de doelgroep van goedkope trein- en tramabonnementen. Slik! Dan ben ik dus qua leeftijd een ‘oudere’. Maar wel eentje die geniet! Iemand die durft voor zichzelf te kiezen. Iemand die af en toe ‘ uit ervaring praat’ Iemand die een ‘ bucketlist’ boekje van haar kinderen cadeau krijgt. Iemand die nog elke dag nieuwe dingen wil ontdekken. En soms ook gewoon op de bank in slaap valt omdat het wel eventjes genoeg geweest is. Iemand die blij is met de vrienden die ze heeft. Ook al ziet ze die niet meer zo vaak als vroeger. En dan soms, is er dat spontane wijntje op een maandagavond na het sporten. Dat is leven. Dat is genieten. Dat is ook ouder worden. Dus 49, kom maar op! Ik kan je aan en ga van je genieten. En die lenzen ga ik gewoon nooit dragen. Dan zie ik die rimpeltjes ook gewoon wat minder goed.

    Nog net 48 jaar
    Blij op het strand van Lesbos

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    PS Isa en Medina: dank voor jullie heerlijke, oprechte boek. Ik heb het mezelf cadeau gegeven, heb er in gelezen en gebladerd en er zelfs al uit gekookt. Dit is ook een beetje lief zijn voor mezelf 🙂

     

     

  • Vrijheid

    Vrijheid

    We zijn net terug van een weekje Lesbos. Het Griekse eiland waar mijn moeder jaren geleden haar vrijheid gevonden heeft. Eerst alleen en nu samen. In hun tuin aan het strand staat een boom. Het is geen echte boom. Het is een kunstwerk waarin een paar op het eerste oog uiterst vreemde voorwerpen hangen. Een paar gloednieuwe sandalen, een paar kettinkjes, steentjes en schelpen…  Als je er op bezoek bent, kun je er iets in hangen dat voor jou vrijheid symboliseert. Zo wordt het langzamerhand een symbool voor de vrijheid van alle bezoekers aan de tuin en het huis dat weer de vrijheid symboliseert van mijn moeder.

    Ik heb er niets in gehangen. Ik heb er wel over nagedacht. Vrijheid, wat staat daar voor mij symbool voor? Het gekke is, dat ik mij geen voorwerp kon bedenken. Ik probeerde mij voor te stellen dat ik een zakje met strand van het rode lavastrand in de boom hing. Ik voelde mij immers vrij daar. Geen werk, geen stress, nauwelijks rekening houden met de klok. Zon op mijn huid, het koele zeewater kabbelen aan mijn voeten, het warme zand. Het werkte niet.

    Mijn gedachten gingen terug in de tijd. Het gevoel van vrijheid ken ik zeker. Fietsend in de bergen. Zwoegend tegen de berg op en als grootste beloning de afdaling die daarop volgde. Geen seconde mijn ogen van de weg loslatend, bedacht op takjes en steentjes die mijn gevoel van vrijheid abrupt zouden beëindigen. In de vroege ochtend op het strand. Op een plek in de wereld waar als eerste de zon op kwam. Rennend door het park waar de konijntjes voor mijn voeten voorbij schieten. Snorkelend in het zoute water van een oneindige oceaan. Niets dan de wereld onder water. Boven bestaat niet meer.

    Ontroerd van vrijheid was ik ergens aan de Oostkaap van Nieuw Zeeland. Aan het strand, vlakbij een Maori dorp, stond een tenger meisjesfiguur. Ze was gemaakt van drijfhout en keek uit over de zee. Na een lange fietstocht waar geen ander levend wezen aanwezig leek te zijn ontmoette ik haar. Turend over de zee op een rotsblok voor haar gemaakt. Zitten op het zand keek ik naar haar. Ruim vijftien jaar kan ik mij nog exact het gevoel terughalen van dat moment.  Vrijheid.

    De begraafplaats op het mooiste randje van de aarde. De ruimte, het uitzicht en de stilte doet zelfs de doden goed. Denk ik.

    Kiezen hoe ik mijn leven inricht. Verantwoordelijk zijn voor mijn eigen keuzes. Soms vallen. Zachtjes maar ook keihard. Altijd weer opstaan en hopen dat ik blijf staan. Wetens dat ik dit weer ga vallen. Nog beter wetend dat ik altijd weer op zal staan. Rechte rug, trotse houding. Vrijheid. Vooruit kijken. Maar ook terug. Mijn vrijheid zit in herinneringen. In gevoelens die ik terug kan halen. Als ik fiets, als ik in mijn bed lig, als ik aan het strand sta, als ik de handen van mij  dochters vastpak. Vrijheid kan ik niet vervatten in een symbool. Vrijheid zit in mij.

    Als ik de volgende keer weer in de prachtige tuin van mijn moeder en haar man op lesbos ben, weet ik wat ik in hun boom zal hangen. Ik zoek op hun strand de kleinste takjes drijfhout die ik kan vinden. Daar maak ik een tenger meisje van. Ze heeft een staartje. Ze lijkt op mij. Zij maakt herinneringen. Zij kijkt over de zee uit. Zij kijkt vooruit.

    Zij is vrijheid.