Kwetsbaarheid. De tere vleugels van een vlinder. Soms leven ze maar een dag. Toch lijkt die dag voor hen waarschijnlijk even lang als het leven doet voor ons. Zonder te weten waar het ophoudt. Zoals een vlinder fladdert van bloem naar bloem om te genieten van de zoetheid, zo proberen wij ons geluk te vangen. Zonder precies te weten wat het is.
Geluk. Kun je gelukkig zijn zonder verleden? Is het iets tastbaars? Een moment zo vluchtig als sterrenstof? We streven een leven lang naar ons geluk. Weten vaak niet wanneer het moment daar is. soms kijken we achterom en denken ‘ja, toen was ik gelukkig’. Soms zijn we in het moment. Dichtbij iets of iemand. Zelden is dat een nieuwe auto of een nieuwe Prada tas. Misschien komt het dichtbij, omdat de stofjes hetzelfde zijn.
Liefde. Een intens gevoel. Mooie en angstig tegelijkertijd. Zonder kwetsbaarheid geen liefde. Ze is er in alle vormen en maten. Liefde voor kinderen, vrienden, familie. Liefde voor de natuur, eten, sporten en al die andere dingen die je het gevoel geven nooit meer los te willen laten.
Loslaten moeten we. Vroeg of laat is het moment daar. Het maakt ons op ons kwetsbaarst en het lijkt alsof geluk niet meer bestaat. Elke keer weer vraag ik mij af waarom. Als baby wil je niets anders dan vastgehouden worden. Liefde voelen. Als je opgroeit leer je al snel dat er talloze momenten komen dat je jezelf voelt vallen. Doordat je loslaat of losgelaten wordt. De kunst is de landing. Zelfs al is die nog zo hard. Durf op te staan, durf te genieten, durf de liefde toe te laten en durf je kwetsbaarheid te tonen. Dat maakt dat je je leven leeft.
Ter nagedachtenis aan een goed mens. Jaap Oesterholt, 8 oktober 2022
Het is niets anders dan onze voorouders hun leven lang deden en wij ontdekken het opnieuw paden weg van de bewoonde wereld focus op de steentjes voor je niets anders dan het hijgende zingen van je adem soms diep en dan weer luchtig afhankelijk van het pad, de klim, de daling voorzichtig af en toe stilstaan om de natuur en de stilte te laten inwerken helend het lichaam wil wel het is de geest die het avontuur weer aan durft te gaan
De fijne regendruppels zorgen voor de zuurstof in mijn hoofd de zon verwarmt het bladerdak Met aandacht voor elke stap dans ik bijna als vanzelf het pad de obstakels zijn er niet om mij te hinderen ze spelen het spel mee met mij samen delen wij het avontuur
Het huis leeg op de kat na die zijn monotone lied spint De televisie aan nietszeggend beeld gaat aan mij voorbij
Kinderen zijn op reis en op kamers op een boot Ik maak plannen probeer te doen wat ik altijd doe kom nergens toe en luister naar het kloppen van mijn hart
De kamer leeg met het geluid van Harry Syles in mijn oortjes drink ik mijn thee en denk aan slapen Toevallige ontmoetingen de vraag of ze blijvend zijn
Morgen een nieuwe dag Ook maandag gaat weer voorbij iedereen wordt ouder, groeit groter verdwijnt en blijft bestaan in de vezels van mijn huid Daar waar ik het kwetsbaarst ben waar de pijn toeslaat als ik even niet oplet
Maar ook waar blijdschap een voedingsbodem heeft en groeit en groter wordt De avond vloeit over in de nacht
De tekst die ik niet plaatste vorige week. Het kwam te dichtbij. Toch deel ik nu mijn woorden, nadat ik een artikel las in Het Parool met als titel Rouwen ìs al moeilijk, maar met kinderen helemaal. Het artikel deelde ik op LinkedIn. Dat deed mij beseffen, ook ik heb een verhaal. Een verhaal van uitgestelde rouw.
Sjako zingt jouw afscheidslied in mijn oortjes. I’ll be there to try to make you the brightest day… Het lijkt alsof jij mij iets vertellen wilt. Als mijn playlist, op shuffle, Cause your the best thing that ever happened afspeelt weet ik het zeker.
Vorige week was het de langste dag van het jaar. De zon scheen volop en het is nog even licht voor het donker wordt. De donkerste dag in het verse begin van juli volgt al snel.
Een mensenleven van een puberkind geleden. Wat is tijd als je dat beseft? Ons verhaal is als dat van vele anderen. Ik lees ze, herken ze, erken ze.
Mijn verdriet dat snel plaats maakte voor rede. Het verhaal dat ik vertelde maar niet binnen liet. Niet echt. Als de schroeven in jouw kist, muurvast.
Een zomermaand die nooit meer is zoals ze ooit bedoeld was. Voorpret voor de vakantie, eindeloze tochtjes van terras naar terras, zonnen in een veld tussen het hoge gras, de barbecue draaide overuren. Onbekommerd genieten.
Het is niet voor niets geweest. Dode bladeren geven vruchtbare grond, als je ze niet weghaalt, maar koestert.
Het blauw van de lucht is niets anders dan de weerkaatsing van het niet geabsorbeerde licht, leer ik van mijn kind.
De zon doet haar best en beter wordt het niet. Maar het is goed zo.
Ons geduld wordt op de proef gesteld. Op 31 december 2020 tekende ik het koopcontract voor een appartement in Jonas. De grond waar Jonas op gebouwd werd lag er kaal en koud bij. Op Koningsdag werd het veldje gebruikt als vrijmarkt voor het IJburgse kindergedruis en hun ouders. Ook was het een trapveldje voor de voetbaljeugd en bood het een fijne openheid voor de terrasgasten van het café dat er al sinds IJburg heugenis zit. Het idee om te verhuizen spookte al een tijdje rond in mijn hoofd. Hoe groter de meisjes werden, hoe groter het huis in de Zwanebloemlaan leek. Naast en om ons heen verdwenen de buren en werden de nieuwe buurkinderen met de jaren jonger in plaats van ouder. Ik voelde mij langzaam maar zeker een laatste Mohikaan worden.
Het huis in de Zwanebloemlaan was bestemd voor ons. We kochten het met een verwachtingsvolle toekomst. Te groot voor onze meubels en ruimte genoeg om te groeien. We groeiden van drie naar vier. En krompen tegen alle verwachtingen in weer naar drie. Het huis voelde als een veilig omhulsel in een soms ongrijpbare wereld. Nog steeds groot, maar de spullen wonnen met glorie.
Wij leefden en omringden ons met liefdevolle mensen uit de buurt. Toch kriebelde het af en toe. Er werd volop gebouwd om ons heen en de kriebels namen de overhand. Van het gluren op Funda naar een afspraak met een verkoopmakelaar was een telefoontje dichtbij. De eerste keuze viel af. Te duur, te veel locatie, teveel makelaar. Totdat Facebook Jonas naar ons toe bracht.
‘Daar wil ik wel wonen!’ Kleine beslissingen en grote, ik maakte en maak ze allemaal zelf. Ook deze. Dit keer met volle instemming en enthousiasme van de meisjes. Ik kocht een appartement van papier met een mooi verhaal. Jonas, een gebouw als een walvis. Omringt door water, aan de haven van IJburg. De Zwanebloemlaan was verkocht voordat ik er erg in had. Met herinningen in ons hoofd en hart gaan wij op weg naar een nieuwe fase in ons leven.
Jona(s) was een ongehoorzame profeet die als straf overboord werd gezwiept van het schip waar hij op vluchtte. Hij verbleef drie dagen in de buik totdat de walvis er genoeg van had. Uitgespuugd had Jona(s) zijn lesje geleerd. Voor ons wordt Jonas een nieuw avontuur in ons leven. Ik hoop dat de walvis ons een warm hart toedraagt. En ons een poosje in zijn buik laat wonen. Nog even geduld en dan is het zover.
Het is bijna 1 juli. Het verhaal waar ik aan ben begonnen heb ik nooit afgemaakt. Rosa is bijna 19. Nonna is volop 16. Sjaak is bijna 15 jaar dood. Het was ons verhaal, onze reis en is het mijne geworden. Het is tijd om het verhaal te vertellen. Verhalen zorgen ervoor dat je bestaat. Dat herinneringen blijven.
Zaterdag 9 maart 2002 (Cynthia)
We zitten in een café in Ponseby Street, een wijk even buiten het centrum van Auckland. Na het afscheid van Jan en zijn familie fietsen we richting de boot naar het vasteland. Onderweg trakteren we onszelf bij de lokale surf shop op twee dure zonnebrillen. Ruim 300 dollar armer maar met prima zonwering halen we net de ferry. Een alweer hulpvaardige man helpt ons met de fietsen de trap af, de boot op.
Na een half uurtje arriveren we in de haven van Auckland. Op zoek naar een outdoor winkel om een gasfles voor ons brandertje te kopen. Dat karweitje is snel geklaard. We gaan op weg naar de Intercity Bus Company. We hebben besloten het eerste stuk met de bus af te leggen. Naar Brynderwyn, een gehucht 100 kilometer ten noorden van Auckland. Volgens de Lonely Planet is fietsen over de Motorway niet echt aantrekkelijk. De, alweer, uiterst vriendelijke man van de buskaartjes raadt ons aan de volgende ochtend om acht uur naar de buschauffeur te gaan en te vragen of de fietsen mee mogen. Dat blijkt namelijk afhankelijk te zijn van de hoeveelheid bagageruimte die over is èn van het humeur van de buschauffeur. Okay then, op zoek naar onderdak. Het backpackers hostel Brown Kiwi (what’s in a name?) is vol. Wel mogen we gebruik maken van de telefoon in de hal om andere hostels te bellen. Omdat we weinig zin om de hele middag te spenderen aan het zoeken van onderdak, komen we al bij snel Paddy’s Bed & Breakfast terecht, een paar straten verderop. Paddy blijkt de naam te zijn van een zeer familiaire mevrouw die, samen met haar man, een kamer verhuurt in hun pittoreske cottage. Sjaak gedraagt zich al snel als een olifant in een (letterlijke) porseleinkast en sloopt bijna de technologisch vernuftige inklaptrap naar de zolder. Hij begreep mevrouw Paddy niet helemaal en wil haar helpen door de trap een zetje te geven. Met als resultaat een harde klap en ronddwarrelende houtspaanders. Mevrouw Paddy blijft vriendelijk en komt met foto’s van haar (deels Nederlandse) kleinkinderen op de proppen. Na een glaasje sap en kennismaking met hond Hector en manlief, die direct instructies krijgt onze was te doen, verlaten we het popperige huisje op weg naar een terrasje. ’s Avonds eten we bij Gourmet Pizza Kitchen. Super lekkere vis, oesters, sashimi en een gigantisch toetje: chocolade taart, ijs, cheesecake en koffie. Plus een fles Chardonnay!
Bij Paddy’s
Ik kan mij het poppenhuisje nog zo levendig voor de geest halen. We sliepen echt letterlijk naast het echtpaar en durfden ons bijna niet te veroeren in het poppenbedje. En dan Sjaak, die met zijn Gieling-genen altijd ruimte nodig had om zich te bewegen. Ik weet nog dat in ons huis hij de meubels op ‘ zwaai-afstand’ wilde hebben. Dat betekende letterlijk dat als hij ergens liep, hij met zijn armen moest kunnen zwaaien (ook in de breedte) zonder ergens iets om te gooien.
Zondag 10 maart 2002 (Cynthia)
Om acht uur in de ochtend vertrekt de bus naar Brynderwym, een gehucht dat bestaat uit een tankstation en een motel. Ons vertrekpunt naar het Noordereiland. Het advies om de chauffeur te vragen of onze fietsen mee mochten leidde tot het antwoord ‘Dat we maar even moesten wachten, dan zouden we wel zien’. Op het moment dat alles en iedereen in de bus zat, riep hij ons toe dat wij ‘ very very quickly’ de fietsen en de bagage in de bus konden laden. Opgejaagd gooiden we alle bagage in het laadruim en de fietsen er bij.
Na 2 uur rijden komen we aan in Brynderwyn. We drinken koffie, laden onze bagage op de fiets en gaan op weg richting Dargaville, 74 kilometer verderop. Het weer is redelijk goed. Licht bewolkt en wat wind. Het landschap is heuvelachtig met een paar flinke klimmetjes. Onderweg zien we veel dode opossums op de weg. Dat zijn een soort knaagdieren van het formaat kleine hond. Ze hebben er veel van in Nieuw Zeeland en worden gezien als een plaag. Ze steken ’s nachts de weg over en worden dan plat gereden.
Na een paar kilometer komt ook de ‘fietshumor’ om de hoek kijken. Sjaak had al vaak verteld over het concept ‘fietsscheten’. Hij tovert ze om tot ‘bruine kiwi’s’. De afspraak was even te waarschuwen als er een bruine kiwi op komst was. Vooral erg fijn voor mij, omdat ik de meeste tijd in het wiel van Sjaak zit.
Na ongeveer 30 kilometer gaan we de weg af om het Kauri museum te bezoeken. De Kauri is een inheemse boom waarvan de bossen grotendeels gekapt zijn. Ze hebben er nu dus zelfs een museum voor moeten maken. Je gaat dan ineens anders naar die grazige, groene weiden kijken als je je bedenkt dat alles ooit bedekt was met Kauri woud. Het museum liet een goed beeld zien van wat vooral de Engelsen vanaf ongeveer 1850 aangericht hadden. Ze moeten flink hard gewerkt hebben om al die woudreuzen te vellen. Een naar idee.
Na een uurtje vervolgden we onze tocht. Tot nu toe was het weer prima en de heuvels worden minder steil. Ongeveer 25 kilometer voor Dargaville merkt Sjaak op dat we het droog hebben weten te houden. Nog geen vijf minuten later begint het te regenen. Tien minuten later zijn we doorweekt. Dit zijn nu de zogenaamde ‘ showers’. Een Grote regendouche zou er jaloers op worden. We schuilen bij een pub halverwege maar besluiten na een kwartiertje toch door te fietsen. Vlak voor Dargaville wordt het droog. We zoeken een motel op met dit keer een warme ‘ shower’. ’s Avonds eten we bij een tentje met de naam ‘Blah blah blah’. De serveerster is een grappig warhoofd, het eten is lekker en de koffie ook!
Maandag 11 maart 2002 (Sjaak)
Reuzengoed geslapen in ons motel. Zo goed, dat we besluiten nog een nachtje te blijven. Het weer belooft opnieuw weinig goeds en bovendien willen we oppassen dat we niet zomaar overal voorbij sjezen. Overdag het plaatsje in geweest voor koffie. Na een lekker middagtukje in het motel op de fiets gestapt op weg naar Bayleys Beach, een kilometer of 12 van Dargaville. Er waait een stevige wind maar het is droog. Het uitgestrekt strand is autovriendelijk. De vissers rijden er hun fourwheel’s tot aan de vloedlijn en gooien hun hengels uit. Bij Funky Fish eten we veel te fel gekleurde ijsjes. Terug in Dargaville bezoeken we de ‘Chicken Inn’, een matig restaurant met een uitgebreide wijnkaart. Ik wou alleen water. De steak van Cynthia was een plak van 2 centimeter dik en zeker 13 centimeter in diameter. Ergens op die plak zwierf nog een stuk ananas. Dat was Dargaville.
Terwijl ik dit schrijf bedenk ik mij hoezeer ik de humor van Sjaak terug zie in Rosa. Geen grappen en grollen op een feestje, maar droog en scherp. Ik kan er altijd hartelijk om lachen.
Dinsdag 12 maart 2002 (Sjaak)
De ochtend begon aanvankelijk motterig, maar na een paar kilometer brak de zon door en die bleef ons de hele dag vergezellen. Onderweg waren er weinig mogelijkheden om te pauzeren. We moeten het de hele dag zonder koffie stellen. We komen aan op de prachtige campsite van Waipoua Forrest. Helaas is de koffieautomaat drie weken geleden weggehaald, blijkt uit een verfrommeld briefje. Alweer bezoeken we een ander Kauriebos. Prachtige grote bomen op 450 hectare land. Pre- human reservaat. Gewoon oerwoud dus eigenlijk. Erg imposant, bomen van soms wel 1200 jaar oud. Via een gravelpad fietsen we verder. Na een prachtige afdaling door het oerwoud bereiken we ons kampeerplekje. We zetten ons anderhalf persoons tentje op en eten baked beans met meatballs uit een blik. Daarna zitten we op een bankje onder een woudreus, drinken thee thee en eten onze laatste M&M’s.
Wat ik mij over deze dag herinner? We hadden verwacht wel een winkeltje tegen te komen. Niet dus. Dat betekende dat we het moesten doen met één theezakje (voor de avond en ochtend), een blik bonen met nep gehaktballetjes en een zak M&M’s. De plek was adembenemend. we sliepen in het anderhalf persoons tentje onder de sterren. De naaste buren stonden buiten gehoorsafstand. Het geld voor de kampeerplaats moesten we achterlaten in een blikje, dat vast zat aan de gesloten deur van het beheerders huisje. Ultieme (gast)vrijheid. Als ik mijn ogen dicht doe voel ik nog steeds de wind van de afdaling in het oerwoud. Niets dan groen en stilte op perfect asfalt.
Funky Fish
Noot: onze verhuisdozen staan al anderhalf jaar in de schuur, te wachten op ons nieuwe appartement in Jonas. Ook het originele boekje met reisverslag ligt daar ergens verborgen.Het vervolg laat even op zich wachten….
Ik pak mijn oude laptop. Lees eerst nog wat berichtjes op mijn telefoon, de alomtegenwoordige redder in nood als ik iets wilt uitstellen. Gisteren vertelde ik mijn dochter ‘ soms moet je iets gewoon doen en niet te lang wachten’ . Het ging over haar autorijlessen. Al dagen of eigenlijk weken, of misschien wel mijn hele leven denk ik aan dingen doen. Gedaan heb ik genoeg. De vraag is of het de dingen waren die ik graag wilde.
6 maanden heb ik niet gewerkt. Als je werken beschouwt als arbeid verrichten tegen een bepaald salaris. Toch heb ik de afgelopen maanden het hardst gewerkt van mijn leven. Het heeft mij in elk geval het meeste opgeleverd. Rust in mijn hoofd, inzichten in mijzelf, een mildere blik naar mijn omgeving. En het besef dat ik er nog niet ben. Dat ik nog niet weet waar ‘er’ voor staat. Wat ik wel weet dat ik mezelf dankbaar ben. Dankbaar dat ik na jaren van mezelf voorbij hollen, meedoen met de rat race van deze maatschappij, pijn verdringen door nooit te stoppen, altijd blijven lachen en mijn grenzen steeds weer verder oprekken, ben gestopt. Ik heb op de rem getrapt. In eerste instantie was het een noodstop. Niet te vermijden omdat er anders ongelukken zouden gebeuren. Na de noodstop heb ik langzaam leren remmen. In plaats van het gaspedaal en de noodstop kan ik nu ook steeds beter zachtjes de rem aantikken. Voelen. Voelen wanneer het nodig is wat gas terug te nemen. En stapvoets leren rijden.
Ik ben mezelf dankbaar dat ik hulp heb aangenomen. Nieuwe vrienden heb gemaakt en sommige vrienden bekenden zijn geworden. Ik zeg zacht tegen mezelf dat ik belangrijk ben. Soms zeg ik het hardop. Tegen mijn leidinggevende bijvoorbeeld. Hard werken geeft niet altijd voldoening. Werken aan de juiste dingen wel.
Ik weet nu beter wie ik ben. Waar ik vandaan kom. Wat ik geleerd heb en nog wil leren. Vandaag is het vrijdag 10 uur in de ochtend en ik schrijf. Ik schrijf en blijf schrijven. Mijn hoofd stroomt over van ideeën en ik geef ze de ruimte.
Aan de randen van mijn ziel zitten kleine scheurtjes Je kunt ze lastig zien maar voelen des te meer. Rafelige randjes ontstaan uit steeds meer leven.
Ik wil ze zo graag lijmen of gladstrijken misschien.
Niemand heef thet eeuwig leven niemand heeft dat ooit gezien. Misschien als je in God gelooft.
Als je goed naar binnen kijkt in de diepten van mijn ziel zie je dan de kleuren of overheersen daar de schaduwen.
Ik zou ze willen verven in het mooiste helder blauw Ik wil zo graag weer schitteren en voelen wie ik ben.
Onverwachts
Heel af en toe kom ik jou tegen onverwachts zo uit het niets.
Heel af en toe spreek ik jouw naam uit zomaar in een zin als ik denk aan jouw wilde haren op de fotohoes van een lp.
Herinneringen van jouw vader, je broers ik geef ze door aan jouw dochters meer is er niet te geven behalve de liefde die ik voel.
Heel af en toe droom ik dat wij nog gewoon samen zijn en ik je vertel over mijn dag.
Herinneringen herinneren mij aan jou de liefde die ik doorgeef stopt niet, is er altijd.
Hou vol
Hou vol laat niet los. Het leven heeft een lijntje maak het niet kapot.
Liedje voor jou
Voor mij telt de tijd niet in jaren of dagen maar in herinneringen en er komen geen nieuwe bij. Ik moet het doen met die er waren ze vervagen mettertijd. Er zijn de foto’s en de verhalen de blikken in de ogen van jouw dochters en de mijne en soms zomaar een gebaar.
Daarom schrijf ik een liedje voor jou voor jou lief, alleen voor jou.
Buiten waait de wind nog net zoals toen ik achterop de fiets door het donker naar de bioscoop met jou de stad doorkruiste, ook dat is een herinnering. Omdat jij er niet meer bent het leven dat wij nu leven niet meer kent. Geen nieuwe plannen, avonturen die maak ik nu alleen.
Daarom schrijf ik een liedje voor jou voor jou lief, alleen voor jou.
De rode kater is bejaard nu ons oude huis verkocht. Ik ben dezelfde en ook anders maar ik weet heel erg zeker dat je mij direct herkennen zou en in gedachten lach ik jou nu toe, mijn lief.
Daarom schrijf ik een liedje voor jou voor jou lief, alleen voor jou.
Het zijden draadje van d eliefde heeft mijn hart vast hier op aarde en het jouwe ergens daar. Je zit in mijn herinneringen maar nog dieper in mijn hart.
Daarom schrijf ik een liedje voor jou voor jou lief, alleen voor jou.
Alleen voor jou.
Ontwaken
Ik zie de bomen, niet het bos als ik de takken raak, voel ik het mos. In mist gehuld voelt mijn hart de kou.
Dan zie ik jou, jij raakt mijn hand raakt mij hart. Jij ziet mij staan en ik ontwaak.
Een tijdje terug schreef ik over mijn hoofd. Ik had het gevoel dat het niet meer werkte zoals ik dat gewend was. Afgelopen weken leerde ik dat dat ook zo was. Mijn hoofd, of eigenlijk mijn lichaam, gaf het sein “rood”. Vol in de remmen. Terug naar start. Maar waar was start?
Via via kwam ik terecht bij een psycholoog. Volop in de adrenaline zat ik daar, op zoek naar een oplossing voor mijn hoofd. Mijn hoofd dat stuk was. Geluiden niet meer wilde horen. Kinderstemmen verafschuwde. Getik van de regen op de ramen mij uit mijn vel deed springen. Ademhaling was al teveel. Ik zat en vertelde.
Ik ben twee manden verder. Voor mijn gevoel nog niet veel verder omdat ik eerst terug moest. Terug naar af. Terug naar start. Alleen die terugweg kost tijd. Want wat is start? Waar is het begin? Wat moet ik doen? Moet ik iets doen? Maar hoe dan?
Ik heb veel geleerd en weinig gedaan. Voor mijn gevoel en in vergelijking met de afgelopen 15 jaar. Zolang geleden is het exact vandaag dat ik daar was in dat ziekenhuis op de Prinsengracht. Ik zie mij nog rijden in mijn nieuwe rode lease auto. Carrière in het vooruitzicht, glanzend als mijn rode bolide. Totdat de wereld ineens op zijn kop stond. En mijn leven bestond uit zorgen maken en zorgen voor. Ik deed het met liefde en volharding, zonder twijfel. Vergat alleen terug te schakelen na die zware tijd.
Mijn psycholoog leert mij dat na trauma herstel nodig is. Klinkt logisch. Soms moet je door. Van jezelf, omdat je omgeving jouw zo ‘ sterk’ vindt, omdat je jezelf wilt bewijzen, omdat…. En dan komt een trauma niet alleen. Er gebeuren meer dingen waarvan je niet goed herstelt, die je niet verwerkt. Het stapelt zich op en de rem kun je niet vinden.
Totdat je eigen lijf je in de steek laat. En dan moet je wel. Op zoek naar de rem. Op zoek naar start. Op zoek naar energie. Van de zesde versnelling naar de eerste. “Moeten” uit je agenda schrappen. Je agenda schrappen. En zoeken naar de balans. Energie geven en energie krijgen. Jezelf de vraag durven stellen. “Waar word ik gelukkig van?”
Jezelf herladen en opladen. De batterij kreeg namelijk niet genoeg tijd om op te laden. En was steeds sneller leeg. Zoals een oude iPhone binnen een mum van tijd weer leeg kan zijn. Gelukkig is de batterij van een mens gemaakt om een leven lang mee te gaan. Als je er maar goed voor zorgt!
Dun als ijs
In mijn agenda lege vakjes volgende week, de maand erna. Ik ben gewend ze gevuld te zien. De vakjes die de uren, de dagen voorstellen tot ze voorbij gegaan zijn in de tijd.
Leven in het nu, het stipje is vandaag, niet op de horizon.
Staan op dun ijs en wachten tot het dikker wordt. Mijn schaatsen moeten wennen aan het geknisper en ik, ik ook.
Dus duw ik voorzichtig mijn eerste voet langzaam in de richting waar ik heen wil. Niet te snel, het ijs ligt er nog maar net en kan teveel nog niet verdragen.
Ik wil mijn vakjes vullen en sneller, harder, mooier schaatsen maar besef dat mijn ijs moet groeien, herstellen, dikker worden.
Mijn vakjes mogen nog even leeg zijn en zich vullen met het moment Het ijs wordt vanzelf weer sterk en krachtig tot het mij en mijn leven dragen kan.
De vakjes in mijn agenda worden dan weer stipjes aan de horizon.
Ik ben één van die mensen die altijd te laat komt. In elk geval ben ik vaker te laat dan op tijd. Als ik op tijd ben, dan ook heel erg op tijd. Lees: een tijdsspanne goed genoeg om de omgeving te verkennen op zoek naar een coffee to go. Sinds mijn hoofd het wat vaker laat afweten ben ik in evenredig stijgende lijn ook slechter met de tijd. Door de chaos in mijn hoofd wijzer geworden, beheer ik met miniscule tijdblokken mijn agenda. Alles staat er in. Afspraken met mezelf en afspraken met anderen. Verjaardagen en andere belangrijke data waarop je geacht wordt iemand te feliciteren of een hart onder de riem te steken. Sportmomenten thuis en met anderen.
Toch neemt de tijd doorgaans een loopje met mij. Ik reken keurig terug wanneer ik moet vertrekken, eten, koffie zetten, aankleden, tandenpoetsen om zo op het moment te komen dat ik mijn wekker moet zetten. In mijn hoofd deel ik mijn activiteiten op in tijdsblokken. Het past altijd keurig. Tot het moment van vertrek. Plotseling is het net iets later dan gepland. Haastig jas aan, schoenen aan. Fietssleutel….waar is mijn fietssleutel? Graaiend in het bakje met sleutels pijnig ik mijn hersens. Wanneeer heb ik mijn fiets op slot gezet? Wat had ik aan? Van bakje ga ik over naar jaszakken en handtassen. Gevonden. Vijf kostbare minuten. Een half uur duurt het fietsen naar mijn afspraak. Tenminste, op een mooie zomerdag zonder wind, toen ik mijn tijden altijd klokte op mijn sporthorloge. Het waait. Een gure wind pal tegen. Onderweg kijk ik elke honderd meter op mijn horloge. Welke route is de snelste? Waarom weet ik dat nu niet meer? De minuten tikken sneller weg dan ooit. Mijn jas is te warm. Ineens stijgt het rood naar mijn wangen. Een mondkapje! Vergeten in de zoektocht naar mijn sleutels. Mijn telefoon zit gelukkig in mijn jaszak. Bellen tijdens het fietsen staat nog steeds een stevige boete op, dus ik stop en bel een vriendin. ‘ Kun je mij redden?’ Dat kan ze.
Verwoed trap ik op mijn pedalen. Ik denk aan het gesprek dat ik laatst had. ‘ De rek is er uit.’ Het betrof mijn hoofd. Stiekem moet ik lachen. De rek is dan misschien wel uit mijn hoofd, maar mijn elastieken tijd, die blijft!
Noot van de auteur: ‘djam karat’ betekent in Indonesië ‘ elastieken tijd’. Ik hou het er maar op dat een deel van mijn achtergrond meespeelt in bovenstaand verhaal, dat exemplarisch is voor mijn vele te laat kom momenten. De tijd zal het leren!